Terwijl de zon nog nagloeit, wachten supporters op de beloofde bussen. Een spaarzaam zonnige dag in Bergen, Noorwegen eindigt in mineur. Onder een bloedrode hemel, dat wel.
De eerste stoet is al lang geleden weggereden. Naar de bar waar we ons verdriet zullen verdrinken in Hansa-bier. De sfeer is ver te zoeken. Iedereen is schor, leeg en teleurgesteld.
Noorse cateringmeisjes keren huiswaarts met immense zakken vol plastic flesjes en blikken. Hun loon lijkt te worden uitgekeerd in statiegeld. Onder het wakend oog van een gevaarlijk ogende herdershond knoopt een supporter een kansloos gesprekje aan met een knappe agente. De rest ligt er futloos en verslagen bij.
Maar dan begint een gast uit het niets te prevelen in een quasi-Noors taaltje. In zelfverzonnen koeterwaals spreekt hij de cateringmeisjes aan. ‘Hei, du tak gälste omnibus mit støp.’ Zo klinkt het. Her en der beginnen supporters spaarzaam te grimlachen.
Na een landerig uurtje komen eindelijk onze bussen om de hoek zeilen. Mintgroen zijn ze. Op het lichtbordje met de bestemming staat ‘Tide.No’. Het is de naam van de busmaatschappij. De vrolijke gast pikt het meteen op. ‘Tide No’, wordt zijn mantra. In langgerekte uithalen zegt hij het tegen agenten, tegen de buren van het stadion en tegen de chauffeuse van de bus. ‘Tide Noooo.’ Inmiddels heeft hij al wat meer lachers op zijn hand.
In de bus terug naar de oude haven, waar troost wacht in club Metz en cafe Felix, zit Tide No achterin. ‘Tiiide nooo’, klinkt het steeds harder. Ondertussen heeft de chauffeuse een Noors radiostation opgezet. Er komen onbekende nummers voorbij, totdat een bekende pianoriedel klinkt. Alicia Keys begint aan Empire state of mind. Fijn, het is part II, die akoestische versie zonder de irritante rapper erdoorheen. Tide No raakt enthousiast en wil dat het volume omhoog gaat. Op advies van mijn kameraard die naast Tide No is beland, slingert hij Google Translate aan. In zijn beste Noors roept hij zijn wens naar voren. ‘Tiiide nooo, kan musikken være litt høyere?’ Er gebeurt niks. ‘Hei…kan musikken være litt høyere?’ Nog steeds reageert de chauffeuse niet. En dan brult Tide No in zijn beste Duits: ‘Bitte?’ De volumeknop gaat prompt naar tien. En wat er dan gebeurt, zal niemand in die bus ooit vergeten.
Eerst liggen we dubbel van het lachen. En dan beginnen plukjes supporters mee te zingen met Alicia Keys. ‘Concrete jungle where dreams are made of! There’s nothin’ you can’t dohoeoeoe.’ Het klinkt allemaal behoorlijk vals, want het is een lastig nummer. Dat deert niemand meer. ‘These streets will make you feel brand new. Big lights will inspire you.’ En dan gaan de handen de lucht in. ‘Let’s hear it for New York, New York, New York!’
Achterin de bus zingt Tide No het hardst mee. Ik meen hem te herkennen. Volgens mij liep Tide No jaren geleden het veld op, tijdens een teleurstellende nacompetitiewedstrijd. We degradeerden die dag en met een hoop misbaar liep hij tussen de spelers door naar het uitvak vol superboeren. De wedstrijd werd stilgelegd en destijds vergrootte hij de frustratie en het chagrijn. Die donkere jaren zijn voorbij. Ook voor hem, zo te horen. Vandaag brengt Tide No juist de lach terug na een verloren wedstrijd. De zon zakt weg in de fjorden en dit ritje begint magische proporties aan te nemen.
Als we met een glimlach van oor tot oor uit de bus rollen, kiezen we voor pub Felix, iets minder wild dan de aanpalende Club Metz die bij alle Eagles-supporters inmiddels een legendarische status heeft verworven. De zanger met gitaar voelt het allemaal prima aan. Don’t look back in anger, zingt hij. In mijn ooghoek zie ik Tide No meebrullen. En weer krijgt hij iedereen mee.
De rit heeft een helende werking gehad. We gingen de bus in als dooie mussen en kwamen er weer uit als hanige adelaars. Tusen takk, Tide No.