Gouden regel: in het kerstnummer zet je lange verhalen. Of long reads zoals sommige collega’s zeggen. Lezers hebben volop tijd. En het is een periode van terugblikken, van contemplatie en zingeving nietwaar? Precies tien jaar geleden schreef ik een vrij heftig verhaal in deze categorie. Het zal me altijd bijblijven.
In 2007 werden de daders opgepakt in de HIV-zaak. Voor een special met gewone Groningers die “hun” agenten en rechercheurs bedanken, interviewde ik twee slachtoffers. Een gebeurtenis die veel voeten in de aarde had. De reconstructie van de zaak maakte veel emoties los, ook na publicatie.
Ziek
Gedrogeerd, gepenetreerd, geïnjecteerd. De zedenzaak die zich in mei openbaart, is zo bizar dat rechercheurs het amper geloven. Voor het eerst treden twee slachtoffers met hun verhaal naar buiten.
‘Ik stap binnen op de Rademarkt. Vreselijk. Ik heb nog nooit een politiebureau van binnen gezien en ben bang dat mensen me herkennen. Het ergst vind ik het om als homo mijn verhaal te doen bij een agent. Die is vast heteroseksueel. Ik vrees dat hij mijn gedrag gaat veroordelen. Bij de balie vraag ik naar rechercheur Menno Waardenburg. “Van de zedenpolitie”, zeg ik beschaamd. Menno ontvangt me in een verhoorkamer en het eerste wat ik zie is een microfoon. Onwillekeurig voel ik me een verdachte. Maar ik ben slachtoffer. Ik ben ziek gemaakt. Voor de rest van mijn leven.’
Op 23 juni 2006 praat het eerste slachtoffer van wat later de HIV-zaak gaat heten. ‘Omdat het moet stoppen.’ Aan de andere kant van de tafel zit zedenrechercheur Menno. Alléén. Een bewuste strategie. De politie weet van de drempelvrees. Die informatie komt van de GGD, waar geïnfecteerde mannen verontruste verhalen vertellen. De politie wil het aarzelende slachtoffer niet intimideren met een batterij rechercheurs. De inlevende Menno ontvangt de man in zijn eentje. Vandaar die microfoon. Om later juridische haarkloverij te voorkomen. Dat juist de microfoon intimiderend werkt, is een wijze les. Het slachtoffer doet toch zijn verhaal in een beladen gesprek van anderhalf uur. Tranen vloeien. Zedenrechercheur Menno spreekt later meer partygangers en beseft dat er heftige dingen gebeuren achter gesloten gordijnen, ergens aan de Colijnlaan. Maar de feiten zijn wazig. Met dank aan liters onvrijwillig toegediende GHB. En niet onbelangrijk: de slachtoffers praten wél, maar doen geen aangifte.
Schaduwwereld
Deze mannen hebben geleefd onder de zeespiegel. Waar jagers en prooien krioelen in een geile schaduwwereld. Dat is overigens niet verboden. Maar wie zijn deze mannen? En wat zijn ze niet? Nee, het tweetal lijkt niet weggelopen uit The Village People. Ze zijn allesbehalve morsig of dom. Intelligent, sportief, charmant, dat wel. Bovendien hebben ze hun gezondheid altijd serieus genomen. Het is een misverstand dat deze mannen barebackparty’s (waar homo’s seksen zonder condoom) bezochten. ‘Ik kick niet op onveilige seks, haal géén bevrediging uit Russisch roulette’, zegt de één. De ander: ‘Ik heb bij de daders altijd om beschermde seks gevraagd. Maar dat heb ik, volstrekt tegen mijn wil, niet gekregen.’
Guido (42) is ondernemer in een dorpje. Zijn naasten, onder wie zijn ex-vrouw en kinderen, weten al acht jaar dat Guido op mannen valt. Maar over zijn besmetting zwijgt hij. ‘Als ik leed aan suikerziekte, zou ik dat zonder gêne vertellen. Dit is taboe. Als homo ben ik al voorzien van een stempel. Ik wil mijn stigma niet verder vergroten.’ Guido heeft overigens een nieuwe relatie. Onwetend van het sluimerende virus in zijn lichaam besmette Guido ook zijn vriend. Het is de grootste pijn in zijn toch al turbulente leven.
Ook Jeroen (35), single in de stad, houdt het grote geheim verborgen, maar dan op zijn werk. De welbespraakte dertiger bekleedt een opvallende functie in bestuurlijke kringen. Op een enkeling na weet niemand van zijn besmetting. ‘Het gaat binnenkort uitkomen. Tot die tijd vraag ik me elke dag af wie het weet en wie niet.’ Jeroen is de eerste die naar de politie stapt. Guido gaat een maand later. Beiden zijn dan al positief getest. Het virus heeft explosief toegeslagen.
Jeroen: ‘Het gesprek was een opluchting. Dat kwam ook door Menno. Die veroordeelde me niet, toonde inlevingsvermogen en bleef in alles neutraal. Dat heeft me goed gedaan. Ik worstel al genoeg, voel me schuldig ten opzichte van mezelf. Het laatste waarop ik zit te wachten, is een vooroordeel.’
Guido: ‘Het was vreselijk moeilijk om de stap te zetten, maar de manier waarop recherche en justitie ons begeleiden, is warm en fair. Ze zitten naast ons, nooit tegenover ons. Dat heeft enorm geholpen. Door “de zaak” ben ik bovendien in contact gekomen met andere slachtoffers. Dat is onvoorstelbaar belangrijk. De wetenschap dat ik niet alleen zo dom en naïef was.’
Jeroen: ‘Als ik het enige slachtoffer was, dan was ik knettergek geworden.’
Dubbelleven
Na hun meldingen begint het wachten. De politie is aan het werk, maar de drie verdachten zijn nog actief. ‘Frustrerend beschrijft het gevoel nog maar half’, zegt Guido. Hij koestert wraakgevoelens. ‘Als ik de straf uitvoer die de daders volgens mij verdienen, beland ik zelf in de bak.’ In november verzint een clubje slachtoffers het idee om de verdachten op internet met naam en toenaam aan de schandpaal te nagelen. Het plan wordt niet uitgevoerd. ‘Het klinkt raar, maar het politiegedoe is toch bijzaak. De belangrijkste zorg is onze gezondheid.’ Bovendien hebben de mannen het druk met hun dubbelleven. Jeroen gaat nog iedere dag naar zijn werk. Ondanks de medicijnen die gepaard gaan met spierpijn, braakneigingen en vermoeidheid. ‘Ik sportte fanatiek. Zwemmen, fitness. Ik heb er echter geen energie meer voor. Na werktijd zijn de kooltjes op. Ik zak op de bank en vaak blijf ik daar.’
Guido: ‘Ik peins er niet over om te verhuizen. Ik heb mijn kinderen.’
Jeroen: ‘Natuurlijk heb ik wel eens overwogen om te verkassen naar Maastricht. Maar die gedachte duurde niet lang. Ik wil blijven om te laten zien dat ik me niet klein laat krijgen. HIV is niet het einde en dat ga ik bewijzen. Mijn leven als statement. Ik ben nog niet zover, maar het begint te komen.’
Guido: ‘Wat helpt, is dat de politie Peter M., Wim D. en Hans J. heeft opgepakt. Een lichtpunt in een gitzwarte periode.’
Jeroen: ‘Het is wel aardig om te fantaseren over hun gevangenisbestaan. Ik vermoed dat de daders weinig aanzien genieten onder medegevangenen.’
Guido: ‘En dat lot gunnen we ze.’
Geloof
Ondertussen zijn de rechercheurs ervan overtuigd dat er in de Groningse homoscene bizarre dingen gebeuren. Maar het fundament onder de verdenkingen is opgebouwd uit vertroebelde herinneringen en virale besmettingen. De juridische basis is wankel. De mannen zijn verkracht op feesten waaraan ze vrijwillig deelnamen. ‘Maar we mochten nooit in het keukentje komen’, herinnert Guido. ‘Het bier dat uit de keuken kwam smaakte raar.’ In de drankjes zat waarschijnlijk GHB. Nog lastiger is het om aan te tonen dat het virus ontstond tijdens de bewuste seksdates. Toch geloven de rechercheurs de slachtoffers. De Officier van Justitie óók, maar die hamert –logisch- op bewijslast. En op aangiftes. Geen van de slachtoffers durft die stap aan. Uit vrees voor het verlies van hun anonimiteit. Opvallend: de recherche oefent geen enkele druk uit om aangiftes los te peuteren. ‘Dat kan ik ethisch niet maken en bovendien is het onhandig. Een advocaat maakt juridisch gehakt van zo’n afgetroggelde aangifte’, zegt zedenrechercheur Menno.
Jeroen: ‘Het moet uit ons zelf komen. Wij moeten klaar zijn voor aangifte. Dat waren we niet.’
Guido: ‘In februari kwam er schot in de zaak. Onverwacht had een jongen aangifte gedaan. Op dat moment kregen we meer zicht op de toedracht. Ons was ècht geweld aangedaan.’
Jeroen: ‘Justitie heeft toen iets onorthodox gedaan. Op een avond in maart zijn we bijeengekomen in de kantine van bureau Schweitzerlaan. De slachtoffers samen met de rechercheurs en Marcel Wolters, de Officier van Justitie. Een bijzondere avond. We wisselden emoties uit, maar hoorden ook dat justitie meer aangiftes nodig had. En we zijn open en eerlijk geïnformeerd over de gevolgen van zo’n aangifte. Hoe groot is de kans nou dat we in het flitslicht van de camera’s ons verhaal moeten doen in de rechtbank?’
Heterdaad
Op 13 mei 2007 grijpt het rechercheteam het drietal in de kraag. Hun morbide gedachtegang blijkt verbijsterend. Het lijkt erop dat het drietal probeerde om zoveel mogelijk mannen te besmetten door ze te injecteren met HIV-besmet bloed. ‘Ik heb ooit een prik gevoeld en hieraan gedacht. Maar dat idee is zo bizar dat ik de gedachte heb verdrongen’, zegt Jeroen. De slachtoffers gissen naar de motieven. ‘Machtsmisbruik’, vermoedt Guido. ‘Ik denk dat ze bewust homo’s hebben uitgekozen die hun best deden om gezond te blijven’, denkt Jeroen hardop.
Zowel Guido als Jeroen hebben aangifte gedaan. De media duiken op de zaak. Het kost rechercheurs Lucas en Menno geen moeite meer om capaciteit vrij te maken. ‘Wilden we een helikopter, dan kregen we er één.’ Inmiddels zien de slachtoffers elkaar met enige regelmaat. Ze wisselen medische tips uit, drinken soms een borrel samen. ‘Dit is het enige gezelschap ter wereld waarin ik mijn lot kan relativeren’, zegt Jeroen. ‘Zware verhalen wisselen we af met harde grappen. We hebben ook een soort humor ontwikkeld. Hard en morbide, maar het is wél een uitlaatklep.’ En op zulke avonden praten ze ook over ‘hun agenten’.
Jeroen: ‘De afstemming tussen GGD en recherche kon beter. Ik werd doorverwezen door de GGD, zonder dat me duidelijk was wat mogelijkheden en onmogelijkheden waren. De juridische aspecten, de anonimiteit. Daarover had de politie de gezondheidsdienst beter moeten informeren.’
Guido: ‘Wat mij stoort, is de telefonische onbereikbaarheid bij de politie. In ons geval is de drempel al zo hoog. Van Menno kregen we een doorkiesnummer. Dat was altijd in gesprek. Of er pakte iemand de telefoon op, die ik niet ken. Ik wil niet de politie spreken. Ik wil Menno spreken.’
Jeroen: ‘Maar laat zulke details de beeldvorming niet bepalen. Over de politie hoor ik nooit een verkeerd woord vallen als we met de slachtoffers bij elkaar zitten.’
Guido: ‘Het begrip dat we krijgen van alle instanties –en dat zijn er heel wat- heeft me best verrast. Ook de berichtgeving in de media. Die was vol inleving, gericht op de daders en niet veroordelend over ons. Dat heeft me geraakt. Over Menno en Lucas kan ik kort zijn. Het voelt alsof die rechercheurs het voor ons hebben gedaan.’
Pleitbezorgers van een bizar dossier
‘Geloven we nog in deze zaak?’ Die vraag stellen tactisch coördinator Lucas Mulder en zedenrechercheur Menno Waardenburg zichzelf als het onderzoek muurvast zit. Lucas en Menno weigeren los te laten.
De bal komt aan het rollen in juni 2006. Na de eerste melding van een slachtoffer formeert de districtsrecherche een onderzoeksteam. De regie ligt in handen van Lucas Mulder. Zijn kompaan is Menno Waardenburg. Zedenrechercheur Menno onderhoudt het meeste contact met de slachtoffers.
Als aangiftes uitblijven wordt het onderzoek op een laag pitje gezet. Andere zaken krijgen weer voorrang bij de recherche. Maar op 8 februari 2007 volgt een doorbraak. Een man doet aangifte van een verkrachting. Via Zeden belandt deze zaak op het bureau van Lucas. Die krijgt alle ruimte en mankracht als blijkt dat het gaat om dezelfde verdachten. Lucas overtuigt zijn leidinggevenden en justitie van de juridische haalbaarheid van een strafrechtelijk onderzoek. Na een onorthodoxe bespreking met slachtoffers stromen de aangiftes binnen in mei.
Een groot onderzoeksteam stort zich op de vergaring van bewijslast. Uiteindelijk worden de verdachten op 13 mei aangehouden na een drugsdeal. Een van de verdachten is in bezit van grote hoeveelheden GHB en XTC. Huiszoekingen leveren belastend materiaal op, waaronder briefwisselingen tussen de daders.
Na de aanhouding van de verdachten is het druk en groeit het onderzoeksteam uit met tientallen rechercheurs. Personeel van de districtsrecherche en bijna de hele afdeling Zeden houdt zich met bezig verhoren van de veertien aangevers, getuigen en de verdachten. Inmiddels is de zaak onder de rechter. De behandeling van de strafzaak is uitgesteld tot 28 januari.